Spreken openbaar

Overwin je spreekangst

Breekt het zweet je uit bij het idee voor een groep te moeten spreken? 94% van de Nederlanders heeft er last van. Zo ook journaliste Lydia van der Weide. Totdat ze op cursus gaat. ‘Een speech houden? Kom maar op, ik doe het zo!’

Vorig jaar mei luisterde ik in een muisstille begrafenisaula naar mijn schoonzusje. ‘Er waren lieve moeders bij. Maar niet zo lief als jij,’ zei ze, voor een publiek van een paar honderd man. Ik kreeg niet alleen rillingen van haar woorden, maar ook van het besef dat als míjn moeder zou overlijden, ik daar mooi niet zou staan. Niet omdat ik geen lieve moeder heb. Maar omdat ik nog liever zélf doodga dan dat ik een praatje hou voor meer dan drie personen. Maar ach, om daar nou iets aan te doen… Door voorstelrondjes worstel ik me tegenwoordig net heen. En verder kom je een heel eind met situaties ontwijken. Op de begrafenis van mijn moeder doet mijn broer gewoon het woord; die draait daar als tv-presentator zijn hand niet voor om. Maar wat als mijn broer er niet meer is, vraag ik me opeens af. Ga ik op zíjn uitvaart dan ook niets zeggen, als enige zus? Die avond, na de uitvaartdienst, ben ik er helemaal klaar mee. Ik wil van deze angst af! Dat moet toch kunnen? Ik pak mijn laptop en googel wat. Ik rol van de ene cursus spreken in het openbaar in de andere. Aan het aanbod zal het niet liggen. Eerder aan de triljoen uitvluchten die ik voel opkomen. Dus mail ik VIVA. Zal ik een stuk schrijven over hoe ik mijn spreekangst overwin? Holy shit! Nu kan ik niet meer terug.

Een rare versie van jezelf

Mijn angst zit diep, heel erg diep. Vers op de middelbare school voelde ik mij met mijn bril en talent voor blozen zo onzeker dat ik in de klas alleen haperend uit mijn woorden kwam. Presentaties stonden garant voor weken niet slapen. De vijf voor een spreekbeurt van mijn leraar Nederlands en zijn keiharde oordeel ‘dat dit zo echt niet kan’ waren de genadeslag. Dat je ook zónder een spreekbeurtentrauma spreekstress kunt hebben, ontdek ik als ik een rondje vriendinnen doe. Vrijwel allemaal vinden ze het doodeng. ‘Ik ben gewoon een coulissenmeisjes,’ zegt de een, die ik toch altijd stoer vond. ‘Ik zit bij cursussen altijd achterin,’ biecht een ander op. Weer een ander doet het wel – maar met trillende benen. Op internet lees ik dat maar liefst 94% van de Nederlanders kampt met angst voor spreken in het openbaar. Het is een opsteker dat ik niet de enige ben. Dan stuit ik op de site van Jacqueline Hulleman van Spreken zonder stress. Zij biedt onder andere individuele coaching aan. Dat vind ik gek – moet je niet gewoon meteen voor de leeuwen? ‘Als je niet kunt zwemmen, kun je toch ook eerst in het pierenbadje oefenen?’ licht ze telefonisch toe. Dat klinkt veilig. Nog dezelfde week zit ik bij haar aan tafel. Angst voor spreken in het openbaar is niet vreemd, vertelt zij. ‘Het zit als het ware in ons DNA. Mensen zijn groepsdieren. We zitten het liefst tussen onze soortgenoten. Erbuiten stappen en ervóór gaan staan, kan gevaarlijk zijn: wie weet word je wel verstoten. En als je dergelijke situaties ook nog als onveilig gelabeld hebt…’

Ze tekent een poppetje voor me, met een gigantisch groot hoofd. ‘Van alles wat je doet, doe je maar een paar procent bewust. Je onderbewuste, een veel groter deel van dat hoofd dus, is continu bezig met overleven. Het brengt de wereld vanaf je geboorte in kaart: dit is goed voor je, dat niet. Je lichaam reageert daarop door je bij gespot gevaar direct startklaar te maken om te vechten of te vluchten. En dat voel je! Strenge, rationale gedachten, zoals ‘Niets aan de hand, stel je niet aan’ helpen daar niet tegen. Vergelijk je onderbewuste met een kind 45 van twee, drie. Dat gaat alleen maar harder jengelen als je het probeert te negeren.’ We doen een visualisatieoefening waarbij ik mijn angst oproep. Die voel ik inderdaad als een klein meisje aan me trekken. ‘Laat het meisje er zijn,’ zegt Jacqueline. ‘Laat merken dat je haar serieus neemt. Maar maak ook duidelijk: jij hoeft het niet te doen. Ik doe het en ik kan het aan.’ Daarnaast zoeken we naar spreeksituaties waarin ik me juist helemaal op mijn gemak voel. ‘Angst maakt dat je een rare versie van jezelf wordt. Je hebt zo veel meer in huis. Als je bewust contact maakt met dat positieve gevoel, kun je dat inzetten bij spannende situaties.’

Misselijk en zweethanden

Kort erna spreek ik Vincent van den Burg en Marcel Meijlink van het opleidingsinstituut UNLP, voor persoonlijke ontwikkeling en groei. Zij bieden onder meer opleidingen NLP en mindfulness aan; manieren om, heel simpel gezegd, gelukkiger te worden. Angst zit vooral in je hoofd, leggen zij uit. ‘Als ik jou nu voorstel om volgende maand op het podium bij een event van ons te staan,’ vraagt Vincent, ‘wat gebeurt er dan met jou? Bedenk maar dat er zo’n 350 mensen zullen zijn.’ ‘Ik voel mijn hart op hol slaan,’ antwoord ik. ‘Ik word misselijk. En ik krijg zweethanden.’ ‘Dat heeft niets met dat event te maken,’ reageert Marcel. ‘Dat is pas over een maand! Waarom word jij nu bang? Door het filmpje in je hoofd dat je laat afspelen. En dat ziet er vast niet leuk uit.’ Klopt, ik zie meteen allerlei rampscenario’s. ‘Dat scenario wordt geactiveerd door één woord. Ik hoef maar podium te zeggen en je raakt in paniek. Is dat niet gek?’ Vincent vervolgt: ‘Als je naar de bioscoop gaat en het is een heel beroerde film, dan ga je nooit meer. Maar als jij zelf in die slechte film hebt gespeeld, herhaal je hem in gedachten keer op keer. Horror! En aangezien je onderbewuste – hee, daar hebben we hem weer – geen verschil kent tussen wat echt gebeurt en wat je je inbeeldt, wordt dat negatieve beeld keer op keer op keer versterkt. Dat is verre van productief.

Topsporters zoals olympisch kampioen Epke Zonderland oefenen juist met een tot in de puntjes uitgedachte positieve film. Een mentale training, die minstens zo belangrijk is als de fysieke. Zo leer je je brein om zich te focussen op wat je wél wilt. Alleen dan kun je naar je doel toe.’ Marcel en Vincent noemen technieken uit de NLP om angsten op te lossen, zoals fast fobia, kinesthetische switch en collapsing anker. Het zijn allemaal manieren van patroononderbreking, waardoor je een nieuwe neurale snelweg aanlegt in je hersenen. Zodat je niet telkens weer dat oude pad op schiet. Kunnen ze die technieken misschien even uitleggen? ‘Nee,’ zegt Marcel met een grijns. ‘We kunnen er wel een bij je dóen. Op het podium. Bij ons event volgende maand, waar we het net over hadden.’ Ik mompel dat ik er nog over na moet denken en maak me uit de voeten. Maar op de fiets naar huis verbaas ik mezelf. Want ik weet nu al: ik ga het doen. Ik heb A gezegd en kan niet meer terug, heel simpel. Dat alleen al voelt life changing. Maar ik moet wel vast oefenen, vind ik. Mijn moeder wordt binnenkort 75. Ze viert het met 25 mensen in een zaaltje. Wij zijn zo’n familie die dan flauwe liedjes gaat zingen. Ik ben dan altijd degene die de teksten schrijft. En mijn broer presenteert ze. Nu stel ik hem voor om een quiz over mijn moeder te maken. En die sámen te doen. ‘Wat stoer!’ reageert hij. ‘Ja hè,’ zeg ik, uiterlijk koelbloedig. Het voelt alsof ik mijn hoofd in een strop steek.

Drie afmeldingen

Kort voor de dag volg ik nog een groepsworkshop bij Jacqueline Hulleman. Ik ben niet eens zo nerveus; anderen vinden het vast net zo griezelig als ik. Nou en of, blijkt: van de zeven aanmeldingen komen er maar vier opdagen. Afzeggen gebeurt bij deze workshops opvallend vaak, vertelt Jacqueline. Ik moet er eigenlijk wel om lachen. Wat een angsthazen zijn we toch met z’n allen. Met ons kleine groepje van vier besteden we de middag onder meer aan het opkomen: het juiste moment kiezen, je houding bepalen en mensen in de ogen kijken. De andere deelnemers, die aangeven dit allemaal pure horror te vinden, doen het prima. Het is écht niet nodig dat ze er zo tegenop zien. Hopelijk denken zij hetzelfde over mij. De avond voor ‘het optreden’ speel ik keer op keer een positieve film af in mijn hoofd. Ik regisseer het tot in de puntjes, tot het helemaal perfect is. Daarnaast sta ik stil bij het doel van ‘het optreden’, namelijk mijn moeder in het zonnetje zetten. Dáár gaat het om, niet of ik het nu wel honderd procent perfect doe. Ook dat is een eyeopener: normaal ben ik zo obsessief bezig met ‘niet willen afgaan’ dat het echte doel verbleekt. De nacht voor de quiz slaap ik prima. ‘Maar het zijn ook allemaal bekenden,’ torpedeert een vals stemmetje mijn trotse gevoel. Dat klopt: maar tot vorig maand had ik deze situatie never nooit opgezocht. Als het moment suprême nadert, staat het zweet me evengoed in de handen. Op het toilet blaas ik diep in en uit. Dan loop ik naar het zaaltje. Schouders naar achteren, open blik. Rustig ademen. En dan beginnen we. Zowaar: ik ga niet dood. Ik val niet flauw. Ik ga niet af. Mijn broer en ik doen gewoon een leuke quiz. Misschien doe ik het niet elke seconde met de flair die ik graag had gewild. Maar mensen zeggen na afloop dat ze het vermakelijk vonden, mijn moeder straalt. En dan buigen ze zich allemaal weer naar de wijn en bitterballen. Niemand is nog met mij bezig. Woeiii! Dacht ik nou echt dat ze allemaal nog een maandlang over mijn performance zouden napraten?

Lachen en huilen

Drie weken later ga ik naar Droom Leef Geniet van UNLP, het evenement waarvoor Marcel Meijlink en Vincent van den Burg me hebben uitgenodigd. Het duurt twee dagen en ik heb geen idee wanneer ik ‘op’ moet. De avond voor dit weekend gieren de zenuwen door mijn buik. Maar de eerste dag zit ik rustig in de zaal. Wat er ook gebeurt, ik zal het wel overleven. Ik merk dat ik vooral nieuwsgierig ben. Zal dit me nog een stap verder brengen? Toch slaat de paniek, op het moment dat ik op het podium word geroepen, in volle hevigheid toe. De tranen springen in mijn ogen, nog voordat ik ben opgestaan. Op het podium sla ik dicht, de tranen stromen nog meer, terwijl ik tegelijkertijd van de zenuwen moet lachen. Mijn handen, die voor het eerst in mijn leven een microfoon vasthouden, shaken. De zaal – verlicht – kijk ik niet in, no way. Maar als ik met mijn ogen dicht naast Vincent zit, en hij me vraagt heel bewust naar de plek te gaan waar mijn angst zit en die naar andere delen van mijn lichaam te laten stromen, voel ik mijn fysieke angstklachten langzaam wegebben. Alsof het oplost in het niets. Ik voel rust ontstaan in mijn borst.

Dat gevoel laat ik groter en groter worden. Tot ik me zo relaxed voel dat ik mijn ogen open durf te doen. Ik zie een zaal vol met mensen. Zeker zevenhonderd ogen. Van doodgewone mensen, net als ik. Ze zijn helemaal niet eng. Niet bedreigend. En ik ben niet klein, niet minderwaardig. Ik vind het zo kicken dat ik eigenlijk het podium helemaal niet meer af wil. Een speech houden? Kom maar op, ik doe het zo! Met een euforisch gevoel ga ik weer op mijn plek in de zaal zitten. Volgens Vincent heeft deze sterk emotionele, positieve ervaring een nieuw neuraal pad bewerkstelligd, dat het angstige, oude overrulet. Ik kan het eigenlijk niet geloven. Maar wanneer ik de volgende dag op hetzelfde event de uitdaging aanga om mijn vinger op te steken en ik de microfoon weer in handen krijg, sta ik rustig op en stel mijn vraag, te midden van al die honderden mensen, met de camera’s op mij gericht. Hoe bestaat het! Ik kan het. Ik durf het. En het allerbelangrijkste: ik doe het! Ik doe het gewoon! En hoewel ik voorbereid ben op heus nog wel eens een onzekere terugval, weet ik zeker dat dát niet meer zal veranderen. Ik ben angsthaas af, in elk geval op het gebied van spreken in het openbaar. Laat nu een volgende uitdaging maar komen. Maar liever nog even níet op een begrafenis.

Dit artikel is eerder verschenen in de Viva

Foto door Pixabay

Share the love

Facebook
Twitter
LinkedIn

Hoe haal je je doelen? Twee dagen vol met tips en technieken.